Het radioamateurisme blijft in eerste instantie een technische hobby. Het Internationaal Congres voor Radiotelegrafie te Washington in 1927 heeft de radioamateurs een officieel statuut verschaft, dat sindsdien nagenoeg ongewijzigd gebleven is.
Ziehier hoe de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), een dienst van de Verenigde Naties gevestigd te Genève, thans de radioamateurdienst definieert:
Radioamateurdienst: radiocommunicatiedienst voor zelfstudie, onderlinge communicatie en technische onderzoekingen, uitgeoefend door bevoegde personen die zich voor de radiotechniek interesseren voor strikt persoonlijke motieven en zonder financieel belang.
Satelliet-radioamateurdienst: Een radiocommunicatiedienst met hetzelfde doel als de radioamateurdienst, maar die gebruik maakt van stations aan boord van satellieten.
In België wordt de radioamateurdienst geregeld door het Koninklijk besluit betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen van 18 december 2009. Het is tevens een hobby die op wereldniveau een niet geringe erkenning geniet omwille van zijn potentieel aan daadwerkelijke dienstverlening.
Communicatiemethoden
Bij het begin van de radio bestond alleen de telegrafie (morse communicatie). Via morsesignalen werden boodschappen in gecodeerde vorm doorgeseind. Kort daarop zag de telefonie (communicatie via het gesproken woord) het daglicht. Naar het voorbeeld van de radio-omroep werd ook bij de radioamateurs aan telefonie gedaan. Het werd vlug duidelijk dat onder marginale omstandigheden de telegrafie (ook CW genoemd = afkorting van Continuous Wave) bij eenzelfde zendvermogen een grotere reikwijdte had dan telefonie. Het was daarenboven zelfs betrouwbaarder! Dat was meteen de reden waarom op zeeschepen, tot voor kort, de noodcommunicatie steeds in telegrafie gebeurde.
Tot aan de opkomst van de satellietcommunicatie hadden alle zeeschepen dan ook permanent een ervaren radiotelegrafist (marconist) aan boord. Tot voor kort werd daarom ook vereist (in alle landen van de wereld) dat radioamateurs die gebruik willen maken van de kortegolfbanden (HF-banden), een elementaire kennis van morsecode zouden bewijzen. Sedert medio 2003 is deze eis op internationaal niveau (ITU) weggevallen, langzamerhand bleken de meeste landen ook, de eis van het kennen van telegrafie, te laten vallen. België was een van de allereerste landen om dit te ratificeren. Dit wil hoegenaamd niet zeggen dat telegrafie een "mode" is die minder zou gebruikt worden door radioamateurs dan voorheen! In de loop der jaren zijn er echter een aantal nieuwe modulatievormen bijgekomen die nieuwe manieren van overdracht van informatie teweeg stelde. Radioamateurs zenden nu ook beelden uit. Zij maken verbindingen via eigen satellieten. Zij maken gebruik van numerieke technieken (laten hun computers met elkaar praten via de radio), enz. Desondanks blijft de rasechte amateur fier op zijn kennis van de morsecode. Het is voor hem immers de kennis van een andere (wereld)taal.
De golflengtes
De radiocommunicatie is ontstaan op de lange golven. Slechts na de tweede wereldoorlog heeft het gebruik van VHF (2-meterband) en later van UHF (70-cmband en hoger) een vlucht genomen. De uitbreiding van het frequentiespectrum gebeurt (logischerwijs) meestal hogerop, hoewel de radioamateurs recent ook op zeer lage frequenties (137 kHz) in het spectrum hebben bij gekregen. De evolutie van de technologie maakt het mogelijk op zeer korte golflengtes (zgn. millimeter golven) te communiceren, ook via satellieten. Daar alle radiodiensten (omroep, scheepsradio, militaire communicaties, ...) gebruik maken van eenzelfde frequentiespectrum is een oordeelkundige verdeling van het spectrum een noodzaak. Dat alles wordt gecoördineerd binnen de International Telecommunications Union (ITU), het hoogste wereldorgaan terzake (lid van de Verenigde Naties). In de ITU worden de radioamateurs wereldwijd vertegenwoordigd door de International Amateur Radio Union (IARU). In elk land is de grootste nationale vereniging lid van de IARU. In België is dat de Koninklijke Unie van de Belgische zendamateurs (UBA). Die vertegenwoordigt - op wereldvlak - de belangen van de radioamateurs in de schoot van de ITU.
Veelzijdigheid
Het radiozendamateurisme is het unieke medium om regelmatig rechtstreeks persoonlijke contacten te leggen op internationaal vlak. Vandaag, meer dan ooit, hebben de volkeren een dringende nood aan wederzijdse waardering en begrip. Het radioamateurisme kent geen grenzen van geografische, politieke, etnische, religieuze of economische aard. Communicatie tussen radioamateurs handelt echter uitsluitend over het technische aspect van de hobby. Het uitwisselen van persoonlijke berichten is taboe.
Als didactisch materiaal voor de jeugd speelt het radioamateurisme een uitzonderlijke rol. Het pedagogisch aspect is evident en spreekt voor zich. Ook binnen onze samenleving waar de groep "senioren" alsmaar aangroeit, is voor deze enig mooie hobby, een unieke rol weggelegd.
De beleving van de hobby is zeer veelzijdig. Er zijn radioamateurs die hun leven lang toestellen ontwikkelen of bouwen en zelf bijna geen radioverbindingen maken. Voor anderen primeert het communiceren wel. Het maken van verbindingen is voor hen een "must", een onweerstaanbare drang! Daartussen zijn natuurlijk gradaties mogelijk. Sommigen vind je alleen op de klassieke kortegolfbanden. Anderen zweren alleen bij de kortst mogelijke golflengtes. Veel aspecten van het radioamateurisme zijn complementair. Zo zijn er bijvoorbeeld radioamateurs die zich honderd procent inzetten voor het installeren en het operationeel houden van datanetwerken (via radio). Anderen dan weer maken gebruik om gegevens en informatie over propagatie, over wedstrijden, enz. uit te wisselen. Nog anderen ontwikkelen software die door hun collega's kan worden gebruikt voor duizend en één toepassingen (circuit-design, antennemodelering, logboek, datacommunicatie, wedstrijden, e.d.m.).
De radioamateurdienst is in zowat alle landen ter wereld erkend voor zijn nuttige dienstverlening, voor zijn ernst en voor zijn belangrijke didactische en pedagogische waarde. Gezien de evidente en de permanente belangstelling van de radioamateurs voor techniek, vormen zij een niet onbeduidende wervingsreserve van competente mensen op het gebied van radio- en telecommunicatie. Die reserve aan technici, met een uitgesproken specifieke kennis, wordt zeer gegeerd door de industrie en door de administratie.
Luisteramateurs
De overgrote meerderheid van de radioamateurs heeft vrijwel als enige doelstelling ooit zelf radio-uitzendingen te realiseren. Toch is er een minderheid die enkel belangstelling heeft voor het beluisteren van de radioamateuruitzendingen. Men noemt die Korte Golf Luisteraars (ook Short Wave Listeners of SWL's). Veel kandidaat-radioamateurs zijn vaak SWL in afwachting van het slagen voor het BIPT-examen. Een luisteramateur hoeft geen bijzondere vergunning van het BIPT te bezitten. De UBA verleent zijn SWL- leden een eigen roepteken. Het bestaat uit de prefix ONL gevolgd door 5 cijfers (bv. ONL09011). Het SWL-roepteken maakt het de luisteramateur mogelijk QSL-kaarten uit te wisselen via de speciale QSL-dienst van de UBA. Luisteren is heel belangrijk voor alle radioamateurs, want hoe kun je communiceren als je niet weet hoe je moet luisteren? De goede radioamateur begint dus met goed te luisteren!
Radioamateurisme & CB
Je hebt het zelf al vastgesteld! Er is geen enkel verband tussen de radioamateurdienst en de CB (Citizenband). Nochtans worden, bij het grote publiek, beide hobby's vrijwel altijd met elkaar verward. Het radioamateurisme is bovenal een technische hobby. Die geniet als dienst een wereldwijde erkenning. De radioamateur wordt verondersteld genoeg technische kennis te bezitten om zelf een zender of een ontvanger te kunnen bouwen. Hij mag zijn toestellen zelf ontwerpen, bouwen en in gebruik nemen. CB is louter een communicatiehobby. Het is er enkel om te doen lokale verbindingen tot stand te brengen. De CB'er mag geen eigen apparatuur bouwen. Er is ook geen enkele technische kennis vereist om een CB-vergunning te bekomen. De CB'er moet m.a.w. geen examen afleggen. Hij mag dan ook alleen maar op de 11-meterband (27 MHz) uitzenden met een zeer beperkt vermogen en met beperkte antennes. Het dient evenwel gezegd dat een niet onbelangrijk deel van de nieuwe radioamateurs gerekruteerd wordt uit de CB-beoefenaars.
De radioamateurs & de vrije radio
Ook hier heerst er vaak verwarring. Radioamateurs hebben evenmin bindingen met de zgn. vrije radio's. Vrije radio's maken deel uit van de omroepdienst. Ze zenden voor hun luisteraars, vanuit een studio, vooral muziek uit. Zij doen dat enkel en alleen op de FM-omroepband. De radioamateurs daarentegen mogen geen muziek uitzenden. Hun uitzendingen zijn in het algemeen ook nog bi-directioneel (in tegenstelling tot de omroepuitzendingen).